LSch.630-10-gulden-1898-met-punt-Laurens-Schulman_aLSch.630-10-gulden-1898-Laurens-Schulman_LSch.630a-10-gulden-1898-zonder punt-Laurens-Schulman_aLSch.630a-10-gulden-1898-zonder=punt-Laurens-Schulman_rLSch.630b-10 gld 1898 gipsmodel-+16.5 cm_a copyLSch.630b-10 gld 1898 gipsmodell-+16.5 cm_r
LSch.630-10-gulden-1898-met-punt-Laurens-Schulman_aLSch.630-10-gulden-1898-Laurens-Schulman_LSch.630a-10-gulden-1898-zonder punt-Laurens-Schulman_aLSch.630a-10-gulden-1898-zonder=punt-Laurens-Schulman_rLSch.630b-10 gld 1898 gipsmodel-+16.5 cm_a copyLSch.630b-10 gld 1898 gipsmodell-+16.5 cm_r

10 Gld 1898 – LSch.630 (744)


Voorzijde:

Jong hoofd met opgestoken haar naar rechts, onder de hals de naam van modelleur P. PANDER. Omschrift: KONINGIN WILHELMINA · GOD ZIJ MET ONS

Keerzijde:

Gekroond rijkswapen van gewijzigde tekening tussen waardeaanduiding 10G waaronder het jaartal. Omschrift: KONINGRIJK DER NEDERLANDEN

Bijzonderheid:

Deze stukken zijn pas in 1902 geslagen en komen voor in rood en geel goud.

Varianten:

LSch.630a (-): Zonder punt tussen P en Pander. S

LSch.630b (-): Gipsmodel van de voorzijde ± 16.5 cm. Dit gipsmodel moet vervaardigd zijn voor de feitelijke muntslag aangezien het portret nog naar links geplaatst is, overeenkomstig Type I. Collectie Coenen. R5

LSch.630c* (-): eenzijdige vergulde galvano-proef van de voorzijde. Vervaardigd door Paulin Tasset te Parijs als ontwerp. Dit exemplaar is in 1914 gestolen uit de collectie KPK, zie het verslag KPK 1914, blz. 8. R5

Navigeer het tab menu voor meer informatie ↓

LSch:
630
Sch:
744
Jaartal:
1898
Type:
Type II
Materiaal:
Goud
Streefgewicht:
6,72 g.
Diameter:
22,5 mm.
Rand:
kartelrand
Muntteken:
mercuriusstaf
Muntmeesterteken:
hellebaard
Medailleur:
P. Pander
Slagaantal:
99.239 in rood en geel goud
Zeldzaamheid:
S

10 Gulden, algemene omschrijving
Goudgehalte 900/1000; netto/bruto gewicht 6.048 / 6.72 g.

Type I: ‘Hangend haar’. Fijne kartelrand. Mmt. grote hellebaard.

Type II: ‘Kroningstype’. Grove kartelrand. Mmt. kleine hellebaard.

Type III: ‘Hermelijnen mantel’. Mmt. zeepaard. Keerzijde het bij Koninklijk Besluit van 10 juli 1907 vastgestelde verbeterde rijkswapen

Een interessant artikel over het ontstaan van de beeldenaar met de Hermelijnen mantel kunt u lezen in het JMP 1987: Een vorstin in Hermelijn door Ir. F. Sevenhuijsen / Ir. J.A. Sevenhuijsen

Type IV: ‘Ouder hoofd’. Mmt. zeepaard.

Bij de gouden tientjes vanaf Willem I was het de bedoeling om het portret bij elke vorst te spiegelen. Bij de zilveren munten was dit dan steeds in tegengestelde richting. Omdat de beeldenaar van het 10 Guldenstuk van Willem III (abusievelijk) naar rechts geplaatst was heeft men bij Type I van Wilhelmina het portret naar links geplaatst en de beeldenaar dus omgekeerd. Echter vanaf Type II heeft men het hoofd toch weer naar rechts geplaatst om op die manier de oorspronkelijke bedoelde wisseling in ere te herstellen.

In 1898 komt de Friese beeldhouwer Pier Pander vanuit zijn woonplaats Rome naar Nederland op uitnodiging van minister N.G. Pierson om het portret te ontwerpen voor de nieuwe muntstempels in het kader van de 18 jarige leeftijd van de koningin. Hij bezoekt daartoe Soestdijk waar de koningin voor hem poseerde. Dit in combinatie met foto’s van de koningin leidde tot de beeldenaar voor de nieuwe muntslag. Nadat alles geregeld leek te zijn wordt echter de Parijzenaar Paulin Tasset (Graveur en Médaille et Monnaies, Membre de 'Académie Royale des Beaux Arts de Stockholm, Président de la Chambre Syndicale des Graveurs en tous genres) door het Muntcollege ingeschakeld. Tot grote irritatie van Pier Pander heeft hij aardig wat kritiek op het ontwerp: het relief is te vaag en zou spoedig bij gebruik slijten. Na diverse retoucheringen op zijn ontwerp werden de afgietsels van de voorzijde van de munt, te weten ‘één voor ’t goud en de ander voor ’t zilver’, door Pander op 18 oktober naar Pierson verzonden. De heer Tasset die deze modellen ook moest beoordelen namens het Muntcollege liet zijn reactie echter eindeloos afweten door elke keer met nieuwe uitvluchten te komen waardoor de feitelijke muntslag steeds moest worden uitgesteld. Het werd uiteindelijk 1902 voordat de muntslag plaats vond. Dit was het einde van de geschiedenis van de koninklijke beeldenaar – een geschiedenis die zich over jaren voortsleepte, resulterende in ‘de fraaiste munt die van onze Koningin bestaat’.

Bron: Pier Pander een Friese beeldhouwer in Rome. J.P. Wiersma. Drachten 1966.

Van deze stukken bestaan vele moderne vervalsingen en kopiën. Sommige zijn iets te zwaar: 6.762 g. De wettelijke tolerantie op het officiële gewicht laat als maximum nog 7.33 g. toe. Soms is de versiering van de kroonband slordig afgewerkt, onduidelijk en in elkaar vloeiend of zijn er diverse stempelbeschadigingen: een puntje boven de 8 van het jaartal of evenwijdige krasjes op de hals bij de parelketting. Soms is de kleur te rood. Ook bestaan er gegoten exemplaren van een te laag gehalte: 750/1000. Zie ook het artikel van dhr. J. Evers, De Geuzenpenning 1968, nr. 3.