1 Cent 1817 – LSch.325 (322)


Voorzijde:

Gekroonde strakke W tussen het jaartal

Keerzijde:

Gekroond Nederlands wapen tussen waardeaanduiding 1 - C.

Bijzonderheid:

Slechts enkele proefstukken, ø 22 mm zonder slijtrand. Mij zijn 9 à 10 exemplaren bekend.

Volgens de muntwet zou de 1 cent een gelijke beeldenaar hebben als de 25 Cent (LSch.288) op een even groot plaatje maar dan in koper geslagen, dus ook met een sierlijke W. In het late najaar van 1817 kwam men tot de conclusie dat het te makkelijk was om de cent met het kwartje te verwisselen. Het kwartje had bovendien een te groot munt- en muntmeesterteken waardoor teveel van de rand werd weggedrukt bij de muntslag en de munt daardoor niet meer goed rond was. Men veranderde dus het ontwerp in een strakke W met op de keerzijde het verkleinde munt- en muntmeesterteken zonder slijtrand en met een diameter van 22 mm. Hiervan zijn enkele proefstukken vervaardigd. Deze voldeden echter niet en een nieuw ontwerp werd aangemaakt met jaartal 1818.

Volgende
Navigeer het tab menu voor meer informatie ↓

Type I A:

Met losse stempels geslagen.
mmt. klein helmteken
mt. (kleine) mercuriusstaf.
Te Utrecht geslagen.

Type I B:

Vanaf 1819 in de ring geslagen.
mmt. fakkel
mt. mercuriusstaf.
Te Utrecht geslagen.

Type I C:

In de ring geslagen
mmt. palmtak
mt. B.
Te Brussel geslagen.

In 1817 werden de eerste centen aangemaakt en vanaf 1818 de eerste halve centen. Er was een grote druk ontstaan om kopergeld te produceren omdat de koperprijs sinds 1817 aanzienlijk gestegen was waardoor de provinciale duiten, met een winst die kon oplopen tot 25 %, werden verkocht aan de smelters. Door het gebrek aan kopergeld kwamen daardoor ook Duitse Hellers en Kreutzer in het Noorden van Nederland in omloop en bijvoorbeeld de bekende Blijesteinse duit.

Nadat men het uiteindelijk over het ontwerp en de technische uitvoering eens was kwamen er sinds 1821 grote getalen centen en halve centen op de markt.

Het oude kopergeld werd pas op 7 juli 1826 definitief uit de circulatie gehaald. Deze werden versmolten tot grondstof voor de nieuwe centen. In 1827 werd dan ook een recordaantal van 48.5 miljoen centen geslagen.

Zie ook artikel van Jan Lucassen in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2019 pag. 100 e.v. ‘De kopergeldinwisseling in het Koninkrijk der Nederlanden in 1827/28 .