LSch: | 299 |
Sch: | (297) |
Jaartal: | 1826 |
Type: | Type I C |
Materiaal: | Zilver |
Gehalte: | 568/1000 |
Streefgewicht: | 4.23 g |
Diameter: | 21 mm |
Rand: | Gladde rand |
Muntteken: | B |
Muntmeesterteken: | palmtak |
Slagaantal: | ± 7.299.121 |
De benaming 'kwartje' komt omdat deze munt gelijk is aan een ¼ gulden.
Een ¼ gulden is ook gelijk aan 5 stuiver. Het getal 5 is in het hebreeuws 'hee', vandaar de volksbenaming heitje of heiterik en de uitdrukking: 'een heitje voor een karweitje'.
mmt. helmteken (gebakerd kindje), mt. mercuriusstaf. Te Utrecht geslagen.
mmt. fakkel, mt. mercuriusstaf. Te Utrecht geslagen.
Hiervan zijn ook uitgeholde, tot doosjes verwerkte, exemplaren van voorgekomen
mmt. palmtak, mt. B. Te Brussel geslagen.
Van de Kwartjes bestaan ook verscheidene eigentijdse valse exemplaren, waarvan sommige gemunt zijn op 1 Centstukken. O.a.: 1825 B en 1826 U. Bovendien van de jaartallen 1824 U, 1827 U en 1837, waarin geen Kwartjes aangemunt zijn.