Huismunten


In het Handboek 1795-1975 heeft Jacques Schulman de huismunten opgenomen onder de nummers 383 t/m 480. Inmiddels is een speciaal boek verschenen over dit onderwerp geschreven door Wiebe Nijlunsing die hiermee een totaal overzicht geeft over de Maatschappij van Weldadigheid en de Rijksgestichten (1821-1871) voorzien van een apart catalogus gedeelte met afbeeldingen en uitgebreide gegevens. Wij hebben dit onderwerp dus niet opnieuw gecatalogiseerd en raden u aan om voor deze huismunten het genoemde boek te raadplegen.

Beschrijving:

De Maatschappij van Weldadigheid begon ruim 200 jaar geleden in zijn koloniën met het invoeren van eigen geld. Dit wordt ook wel ‘huisgeld’ genoemd.

De kolonisten worden er verplicht om in de koloniewinkels met eigen papieren en metalen huismunten te betalen. Het stelsel komt er op neer dat het officiële geld grotendeels verdwijnt en wordt vervangen door speciaal geslagen muntjes en zogeheten ‘winkelkaartjes’, gedrukte kaartjes met een bedrag erop. Zowel die muntjes als die winkelkaartjes hebben alleen waarde in de koloniale winkels.

Dat eigen geldstelsel bestaat tussen 1821 en 1859, het jaar dat de Staat de gestichten in Ommerschans en Veenhuizen overneemt en de Maatschappij van Weldadigheid alleen doorgaat met de koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord/Oostvierdeparten en Willemsoord/Westvierdeparten. Deze drie vrije of gewone koloniën blijven onder het beheer van de Maatschappij van Weldadigheid. Hier wordt het eigen geldsysteem afgeschaft, er zijn geen eigen metalen munten en geen winkelkaartjes meer.

Rijksgestichten

Veenhuizen en Ommerschans zijn voortaan Rijksgestichten en komen eerst onder het beheer van het ministerie van Binnenlandse Zaken en vanaf 1 januari 1875 onder het beheer van het ministerie van Justitie. Hier blijft wel een eigen muntstelsel tot 1871 bestaan.

Nieuwe inkijk

De situatie rond het koloniale geld verschilt per kolonie, is erg ondoorzichtig en is nooit eerder helemaal uitgezocht. Tot nu. Wiebe Nijlunsing uit Kampen heeft het functioneren en de geschiedenis van het huisgeld van de Maatschappij samengevat in een kloek werk onder de titel “Het huisgeld en de penningen van de Maatschappij van Weldadigheid en de Rijksgestichten 1821 – 1871”. Het boek geeft een geheel nieuwe inkijk in de wijze van bestuur en van het reilen en zeilen in de koloniën.

Valsemunterij

Wiebe Nijlunsing vertelt hoe het stelsel van huismunten ontstaat en functioneert, waarbij hij de gebruikte munten beschrijft én verschillende situaties waarin deze gebruikt zijn. Bij het tweede gesticht in Veenhuizen vinden in 1840 zelfs twee pogingen tot valsemunterij plaats.

Het boek is een productie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde. Het verschijnt als eerste deel in een door het Genootschap onder de naam Numismatica Neerlandica gestarte serie numismatische monografieën. Daarnaast wordt door de Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum een handelseditie op de markt gebracht