Logo-laurens-schulman-bv-40.pngLSch.211a-av-5-gld-1826-vz-eenzijdig-Pb-HNM-05064a.jpgLSch.211a-av-5-gld-1826-vz-eenzijdig-Pb-HNM-05064b.1162x1200.jpgLSch.211b-av 5 gld 1826 eenzijdige proefslag van de kz in tin WHC2858_a copy.jpgLSch.211b-av_5_gld_1826_eenzijdige_proefslag_van_de_kz_in_tin_WHC2859_r.png
Logo-laurens-schulman-bv-40.pngLSch.211a-av-5-gld-1826-vz-eenzijdig-Pb-HNM-05064a.jpgLSch.211a-av-5-gld-1826-vz-eenzijdig-Pb-HNM-05064b.1162x1200.jpgLSch.211b-av 5 gld 1826 eenzijdige proefslag van de kz in tin WHC2858_a copy.jpgLSch.211b-av_5_gld_1826_eenzijdige_proefslag_van_de_kz_in_tin_WHC2859_r.png

5 Gld 1826 Pb/Tin – LSch.211 (199)


Voorzijde:

Jong hoofd naar links zonder naam van de graveur, waaronder het graveursteken een ster. Omschrift: WILLEM KONINGDER NED . G . H . V . L .

Keerzijde:

Gekroond Rijkswapen tussen waarde 5 - G

Variant:

LSch.211a (199): eenzijdige proef in lood/tin van de voorzijde op een meerhoekig plaatje. Collectie NNC. R4

LSch.211b (199): eenzijdige proef in lood/tin van de keerzijde op een meerhoekig plaatje. Collectie NNC , Collectie Coenen. R4

Navigeer het tab menu voor meer informatie ↓

LSch:
211
Sch:
(199)
Jaartal:
1826
Type:
Type I A
Materiaal:
Lood/tin
Streefgewicht:
3,605 gr
Medailleur:
J.P. Braemt
Zeldzaamheid:
R4
Collectie:
Door mijn vader gezien bij de verzameling van de 's Rijks Munt te Utrecht

5 Gulden, algemene omschrijving
Goudgehalte 900/1000; netto/bruto gewicht 3,02805 / 3,3645 g;  Ø 18,5mm

Voorzijde:

Jong hoofd naar links, op de halsafsnede inwaarts de naam van de graveur MICHAUT en onder het borstbeeld zijn graveursteken  Romeinse lamp en anker.Omschrift: WILLEM KONINGDER NED(erlanden) . G(root) . H(ertog) . V(an) . L(Luxemburg) .

Keerzijde:

Gekroond Nederlands wapen tussen waardeaanduiding 5G en het jaartal boven de kroon tussen punten. Omschrift: MUNT VAN HET KONINGRYK DER NEDERLANDEN


Type I A algemene omschrijving:

mmt: fakkel
mt: mercuriusstaf
Te Utrecht geslagen

Type I B algemene omschrijving:

mmt: palmtak
mt: B
Te Brussel geslagen

Rand:

Nadat het gouden tientje algemeen in omloop was geraakt bleek dat de afstand van deze munt tot het klein geld te groot was. Er werd besloten om ook een gouden vijfje aan te maken om dit verschil te overbruggen. Het oorspronkelijke idee was om hiertoe een verkleinde uitgave van de 10 gulden te gebruiken dat, afgezien van de waardeaanduiding, gewicht en diameter, tot in details hieraan gelijk zou moeten zijn. Het was dus ook wel degelijk de bedoeling om de vijf-guldenstukken van een randschrift te voorzien. Gezien de dikte van de munt stuitte dit op technische problemen, zodat men uiteindelijk besloten heeft een kartelrand aan de brengen.

Geslagen volgens de Wet van 22 december 1825, Staatsblad nr. 80.