LSch.719-1 gulden 1928 Luns_aLSch.719-1 gulden 1928 Luns_rLSch.719a-1 gulden 1928 Luns AV-DNB-34093aLSch.719a-1 gulden 1928 Luns AV-DNB-34093bLSch.719c-1 gulden 1928 ontwerp_aLSch.719c-1 gulden 1928 ontwerp_r
LSch.719-1 gulden 1928 Luns_aLSch.719-1 gulden 1928 Luns_rLSch.719a-1 gulden 1928 Luns AV-DNB-34093aLSch.719a-1 gulden 1928 Luns AV-DNB-34093bLSch.719c-1 gulden 1928 ontwerp_aLSch.719c-1 gulden 1928 ontwerp_r

1 Gld ontwerp Luns 1928 – LSch.719 (829bis)


Voorzijde:

Hoofd haar naar links, onder de hals een tulp. Omschrift: WILHELMINA · KONINGIN · DER · NEDERLANDEN ·.

Keerzijde:

Gestileerd rijkswapen met aan de onderzijde het jaartal 1928 en waardeaanduiding als 1 G. Omschrift: MVNT · VAN · HET · KONINGRYK · DER · NEDERLANDEN.

Bijzonderheid:

Het initiatief voor deze proef ging uit van de overheid ('s Rijks Muntmeester dr C. Hoitsema) en kan dus als officiële ontwerp worden aangemerkt, ook al kwam het niet tot uitvoering ervan.

Zie artikel Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1978-79 JMP 1978-79

Varianten:

LSch.719a (-): Afslag in goud. Collectie NNC. R4

LSch.719b (829ter): Diameter 19 mm, bedoeld als proef voor een 25 cent-stuk maar met waarde aanduiding 1 G. R2

LSch.719c (-): Combinatie van de voorzijde van medailleur J.C. Wienecke en keerzijde medailleur Huib Luns. Voorgekomen bij de Nederlandse Muntenveiling 1e helft 2016, kavel 552. R4

1 Gulden, algemene omschrijving

Zilvergehalte 945/1000; netto/bruto gewicht 9,45 / 10 g.
Type I: Jong hoofd met loshangend haar en parelsnoer naar links. Mmt. hellebaard.

Type II A: Kroningstype. Mmt. hellebaard

Type II B: Kroningstype als type II A maar in het randschrift ZIJ in plaats van ZY. Mmt. hellebaard

Type II C: Kroningstype als type II B maar op kz. zonder de waardeaanduiding onder het wapenschild. Mmt. hellebaard

Type II D: Kroningstype als type II C maar met mmt. hellebaard met ster

Type III: ‘Hermelijnen mantel’. Mmt. zeepaard. Een interessant artikel over het ontstaan van de beeldenaar met de Hermelijnen mantel kunt u lezen in het JMP 1987: Een vorstin in Hermelijn door Ir. F. Sevenhuijsen / Ir. J.A. Sevenhuijsen

Zilvergehalte 720/1000; netto/bruto gewicht 7,2 / 10 g.
Type IV A: ‘Ouder hoofd’. Mmt. zeepaard

Type IV B: ‘Ouder hoofd’ als type IV A maar met mmt. druiventros

Type IV C: ‘Ouder hoofd’ van iets gewijzigde tekening. De verdeling van het omschrift op de voorzijde is gewijzigd, waardoor de laatste N van NEDERLANDEN eindigt bij de hals. Op de keerzijde is het jaartal iets wijder uit elkaar en met P(hiladelphia) en eikel in plaats van het mt. en mmt. Geslagen in Amerika tijdens de bezetting (WW II), bestemd voor gebruik in Nederland.

Type IV D: ‘Ouder hoofd’ De voorzijde weer als type IV A. In het omschrift zijn de laatste twee letters van NEDERLANDEN weer onder de hals geplaatst. De keerzijde als type IV C met P en eikel in plaats van het mmt. en mt. maar het jaartal is dichter ineen geplaatst. Geslagen in Amerika tijdens de bezetting (WW II), bestemd voor gebruik in Nederland.

Type IV E: ‘Ouder hoofd’ De voorzijde weer als type IV C met mt. D (Denver) en palmboom in plaats van het mt. en mmt. Geslagen in Amerika tijdens de bezetting (WW II), bestemd voor gebruik in Nederlands Oost-Indië.

De muntmeester Hoitsema was medio 1928 niet gelukkig met de vorderingen van de ontwerpen van de medailleurs Wenckebach en Van der Hoef. Zij voldeden (nog) niet aan de praktische en wettelijke eisen. Aan muntmeester Hoitsema werd geadviseerd om contact op te nemen met de directeur van het Rijksinstituut van Tekenleraren te Amsterdam, de heer Huib Luns. Luns werd in september uitgenodigd om ontwerpen voor de nieuwe Rijksdaalders aan te leveren (het idee om de Guldens te vervangen was reeds eerder gesneuveld vanwege tijdsgebrek). Dat er van de hand van Luns tóch ontwerpen van de Gulden en het Kwartje bekend zijn, wordt toegeschreven aan de contacten tussen Luns en één van de adviseurs van Hoitsema, de heer Pit. Pit wenste Luns reeds in juli 1928 toe te voegen aan de geselecteerde kunstenaars en zal met hoge waarschijnlijkheid van tevoren overleg gehad hebben met Luns. Luns zal op zijn beurt ijverig aan de slag zijn gegaan met een project van dergelijk prestige. Opvallend is het hogere gewicht van deze proefstukken t.o.v. de wettelijke voorschriften en de de dikte van het plaatje. Zowel de gulden als het 'kwartje hebben een dikte van 2.65mm.

In het Handboek van Jacques Schulman 1975 zijn ook nog Sch.829a en b (met appel i.p.v. tulp) opgenomen. Deze blijken bij nader inzien niet te bestaan. Zie ook Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1978-79 https://jaarboekvoormuntenpenningkunde.nl/jaarboek/1978/1978-1979e.pdf

Als serie van 2½ Gld, 1 Gld en '25 cent' in luxe cassette zijn later, na de oorlog, nog enkele sets in zilver en goud bij de Koninklijke Begeer met de originele stempels bijgeslagen.

In 1934 zijn er penningen gemaakt met de waardeaanduiding 1 - FL· in goud en 1/20 - FL· in zilver. Beide penningen hebben een diameter van 35 mm. Dit betreft een ontwerp voor Pan Europa munten en zijn vervaardigd bij de Koninklijke Begeer. V. met naar links gewend kinder portret. Omschrift: ·POUR · L'AVENIR · DE · L'EUROPE. Kz. korenaar met aan weerszijden waardeaanduiding. Omschrift: · LA · CIRCULATION · DIMINUE · LE · CHOMAGE. KB. 866 en 867.

Er bestaat ook een serie guldens van type I tm. IV op een kleiner plaatje van 13 mm. Deze zijn in 1988 en 1989 door ‘s Rijks Munt geslagen speciaal voor verzamelaars met het muntmeestersteken aambeeld. Dit zijn echter geen officiële munten of ontwerpen maar moderne penningen.