Hoofd naar rechts, waaronder de naam van de graveur I.P. SCHOUBERG. F. Omschrift: WILLEM III KONING DER NED. G.H.V.L.
Gekroond Nederlands wapen tussen waardeaanduiding 2½ – G, het jaartal tussen twee punten. Omschrift: MUNT VAN HET KONINGRYK DER NEDERLANDEN.
LSch.481a (602***): met kartelrand, waar overheen het randschrift. Collectie NNC. R5
LSch.481b (602a): afslag in goud van 45,26 g. of 45,32 g. CollectieCoenen. R4.
LSch.481c (-): Eenzijdige proefslag in karton van de kz. met mmt. paardenhoofd en jaartal 18.. (niet afgemaakt). Coll. NNC. R4.
LSch: | 481 |
Sch: | (602) |
Jaartal: | 1874 2e helft |
Type: | I B |
Materiaal: | Zilver |
Gehalte: | 945/1000 |
Streefgewicht: | 25 g |
Diameter: | 38 mm |
Rand: | ★ GOD ★ ZY ★ MET ★ ONS · |
Muntteken: | mercuriusstaf |
Muntmeesterteken: | zwaard met klaverbladvormig benedeneinde |
Medailleur: | J.P. Schouberg |
Slagaantal: | ± 9.755.726 (2e halfjaar) |
2½ Gulden, algemene omschrijving
Zilvergehalte 945/1000; netto/bruto gewicht 23.625/25 g
mmt. zwaard
mmt. zwaard met klaverbladvormig benedeneinde
mmt. bijl
De stempels zijn gesneden volgens het model van de beeldhouwer J. A. van der Ven naar een portret door N. Pieneman.
In het algemeen verslag van het Munt college over 1896 staat een opgave van de rijksdaalders die ter onderzoek zijn aangeboden en de daarbij vals verklaarde exemplaren met een hoog zilvergehalte. Interessant is dat daar ook een rijksdaalder wordt vermeld van 1846 met afbeelding van Willem III !. Ook komen er vervalsingen voor met de jaartallen 1876, 1877 en 1878. In deze jaren zijn er geen rijksdaalders geslagen! Veel van de valse exemplaren komen uit Nederlands Indië.
In verband met het afscheid van de muntmeester van H.A. van den Wal Bake na 25 jaar dienst werd P.H. Taddel in dit jaar waarnemend muntmeester. Er werden dus ook ontwerpen gemaakt voor een nieuw muntmeesterteken. Dit is uiteindelijk het mmt bijl geworden voor zijn muntmeesterschap gedurende 1875-1887. Zie ook LSch.482