Legal texts

King Willem III 1849-1890

Handbook - Overview of the Dutch coins from 1795-2001

Back to the overview page 'Legal texts'...

LAWS AND DECREES ABOUT DUTCH COINS AT THE TIME OF KING WILLEM III

Wet 17 september 1849, Stbl. 45. Alle zilveren stukken, vervaardigd naar de ‘Muntwet 1816’ zullen buiten koers gesteld worden nadat gelegenheid tot inwisseling zal zijn gegeven.

Wet 17 september 1849, Stbl. 46. De gouden tien- en vijfguldenstukken zullen op nader te bepalen tijdstippen ophouden wettig betaalmiddel te zijn maar als ‘negotiepenning’ in omloop blijven.

KB 5 oktober 1849, Stbl. 51. Op 28 oktober 1849 worden buiten koers gesteld de stukken van drie-, één- en halve gulden, vervaardigd naar de ‘Muntwet 1816’. Gelegenheid tot inwisseling van 22 t/m 30 oktober 1849.

KB 12 november 1849, Stbl. 57. Op 16 december 1849 worden buiten koers gesteld de stukken van 25 cent, geslagen naar de ‘Muntwet 1816’. Gelegenheid tot inwisseling van 3 t/m 18 december 1849.

KB 9 juni 1850, Stbl. 30. Met ingang van 23 juni 1850 zijn de stukken van tien- en vijf gulden geen wettig betaalmiddel meer maar blijven als ‘negotiepenning’ in omloop. Gelegenheid tot inwisseling van 17 t/m 22 juni 1850. Voor betaling aan het Rijk aangenomen tot eind juli 1850. De Minister van Financiën is gemachtigd alle vereiste maatregelen te nemen.

Kennisgeving van de Minister van Financiën 21 juni 1850, Stcrt. 147. De gouden tien- en vijfguldenstukken kunnen ook op 24 juni 1850 nog ingewisseld worden.

KB 13 september 1850, Stbl. 60. Op 27 oktober 1850 worden buiten koers gesteld de stukken van tien en vijf cent, vervaardigd naar de ‘Muntwet 1816’. Gelegenheid tot inwisseling van 7 t/m 20 oktober 1850.

Wet 21 mei 1873, Stbl. 61. De bevoegdheid tot het doen aanmunten van zilveren standpenningen, anders dan voor rekening van de Staat, kan tijdelijk worden geschorst, uiterlijk tot 1 november 1873.

KB 27 mei 1873, Stbl. 77. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt geschorst, voorlopig tot 1 augustus 1873. Dit besluit treedt op 9 juni 1873 in werking.

KB 19 juli 1873, Stbl. 110. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt nader geschorst, tot 1 november 1873.

Wet 26 oktober 1873, Stbl. 148. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid kan nader geschorst worden, uiterlijk tot 1 mei 1874.

KB 26 oktober 1873, Stbl. 151. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt nader geschorst tot 1 februari 1874.

KB 15 januari 1874, Stbl. 5. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt nader geschorst tot 1 mei 1874.

Wet 3 december 1874, Stbl. 191. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid kan worden geschorst tot 1 juli 1875.

KB 11 december 1874, Stbl. 208. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt geschorst, voorlopig tot 1 april 1875. Dit besluit treedt in werking op 20 december 1874.

KB 10 maart 1875, Stbl. 13. (Arch. Kabinet des Konings 2097). Goedkeuring van het nieuwe muntmeesterteken ‘bijl’.

KB 16 maart 1875, Stbl. 28. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid wordt nader geschorst tot 1 juli 1875.

Wet 6 juni 1875, Stbl. 117. Invoering van het gouden tienguldenstuk. De dubbele-, enkele- en halve gouden Willem of ‘negotiepenningen’ worden niet meer aangemunt. Deze wet treedt in werking op 1 juli 1875 en zal vóór 1 januari 1877 worden herzien. Tot dat tijdstip blijft de bevoegdheid tot aanmunting van zilveren standpenningen, anders dan voor rekening van de Staat, geschorst.

KB 26 juni 1875, Stbl. 124. Vaststelling van de middellijn van het gouden tienguldenstuk.

Wet 30 december 1876, Stbl. 272. De termijn van herziening van de wet genoemd onder de Wet 6 juni 1875, Stbl. 117 , wordt verlengd tot 1 januari 1878.

Wet 28 maart 1877, Stbl. 43. De koperen pasmunt, in omloop ingevolge de ‘Muntwet 1816’ en de ‘Muntwet 1847’ wordt vervangen door bronzen stukken. Zij zal bij algemene maatregel van bestuur buiten omloop worden gesteld en blijft tot dan wettig betaalmiddel.

KB 18 april 1877, Stbl. 84. Vaststelling van de middellijn van de nieuwe bronzen pasmunt.

KB 5 mei 1877, Stbl. 97. Vaststelling van de tolerantie in de samenstelling van de bronzen pasmunt.

KB 9 december 1877, Stbl. 215. De bij Wet 21 mei 1873, Stbl. 61 genoemde bevoegdheid blijft geschorst totdat daaromtrent nader bij de wet zal zijn voorzien. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1878.

KB 15 oktober 1883, Stbl. 143. De koperen pasmunt, geslagen krachtens de ‘Muntwet 1816’ en de ‘Muntwet 1847’ wordt buiten omloop gesteld op 31 december 1883. Gelegenheid tot inwisseling van november 1883 t/m januari 1884.

KB 30 januari 1884, Stbl. 24. De in [31] genoemde inwisselingstermijn wordt verlengd t/m april 1884.

KB 2 februari 1888, nr. 25. (Arch. Kabinet des Konings nr. 2822). Goedkeuring van het nieuwe muntmeesterteken ‘bovengedeelte van eene hellebaard’.