Het handboek van de Nederlandse munten van 1795 - 2001
Terug naar de overzichtspagina Munttekens & muntmeestertekens ...Een muntteken is het teken, dat op de munt geplaatst wordt om de muntplaats aan te duiden, dat wil zeggen de stad waar het munthuis gevestigd is. Een muntmeesterteken is het persoonlijk teken van de muntmeester.
Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk werd wat muntslag betreft alleen de munt van Utrecht gehandhaafd. Daar werden munten geheel gelijk aan de Franse types en denominaties gelagen. Zij zijn uitsluitend te herkennen aan het muntteken "mast" en muntmeesters teken "baars" van de muntmeester G. J. L. du Marchie Sarvaas. Alhoewel nooit helemaal duidelijk is geworden of de “baars” en de “mast” beide tot het muntteken danwel het muntmeestersteken behoren ben ik gemakshalve uitgegaan van de later in het koninkrijk gebruikte positie op de munt. Dat wil zeggen het muntmeestersteken links van het wapenschild, het muntteken rechts daarvan.
Ter aanduiding van de muntplaats gebruikte men in Frankrijk van oudsher letters onder de voorstelling van de keerzijde:
A
B
BB
C.L.
D
G
H
I
K
L
M
MA
Q
R
T
U
W
Parijs
Rouaan
Straatsburg
Genua
Lyon
Genève
La Rochelle
Limoges
Bordeaux
Bayonne
Toulouse
Marseille
Perpignan
(gekroond) Rome
Nantes
Turijn
Rijssel / Lille
De munten uit bovenstaande Franse munthuizen waren toen ook hier wettig betaalmiddel. Ook bleven de oude muntspeciën in omloop tegen het tarief dat was vastgesteld bij Keizerlijk Decreet van 30 augustus 1810. De omrekeningskoers werd vastgesteld op 1 Gulden van 20 Stuiver tegen 2.10 Francs.
De in Utrecht gemunte stukken dragen alle het jaartal 1812 of 1813.
Al in 1813 waren uit Parijs stempels ontvangen met het jaartal 1814 maar toen de angst ontstond, dat ‘De Verbonden Mogendheden’ Frankrijk zouden binnenrukken kreeg de Munt te Utrecht opdracht deze stempels te bifferen. Bifferen is het onbruikbaar maken van een stempel, in dit geval met het doel te voorkomen dat deze stempels in de handen van de vijand zouden vallen. Dit heeft men dan ook werkelijk op 25 november 1813 gedaan.
Toch zijn met deze gebiffeerde stempels nog afslagen in lood van elke denominatie vervaardigd, die zich nu in de Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank bevinden.
Nadat Generaal Molitor de stad Utrecht verlaten had zouden op 28 november 1813 de muntschroeven onklaar gemaakt zijn en het bord met het opschrift ‘Monnaie Impériale’ van de gevel van het munthuis zijn verwijderd. Deze vernietiging van de muntpersen is uitgevoerd volgens een proces–verbaal van 28 november 1813 ondertekend door de essayeur–generaal W. A. A. Poelman, de muntmeester G. J. L. de Marchie Sarvaas en door B. W. J. Visscher en R ‘t Hoen. Zie Besier op citaat blz. 16–17.
Na de omwenteling in april 1814, toen de muntinrichting geïnspecteerd werd, bleek echter, dat de 5 muntpersen – destijds uit Parijs gezonden – nog in ongeschonden toestand aanwezig waren!