Wetteksten

Koningin Juliana 1948 - 1980

Het handboek van de Nederlandse munten van 1795 - 2001

Terug naar de overzichtspagina Wetteksten...

WETGEVING VOOR NEDERLAND TEN TIJDE VAN JULIANA 1948 - 1980

KB 15 september 1948, Stbl. I 416. Met ingang van 1 oktober 1948 worden buiten omloop gesteld de halve gulden, 2½ cent en ½ cent, geslagen overeenkomstig de ‘muntwet 1901’ en de zinken 2½ cent. Gelegenheid tot inwisseling gedurende drie maanden ingaande op 1 oktober 1948. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

Beschikking van de Minister van Financiën van 28 april 1949, Stcrt. 83. (Afd. Binnenlands Geldwezen nr. 268 der Generale Thesaurie). De gelegenheid tot inwisseling van de in [63] genoemde munten wordt opnieuw opengesteld van 1 mei t/m 15 juni 1949.

KB 18 juli 1950, Stbl. K 296. Met ingang van 15 augustus 1950 worden buiten omloop gesteld de zilveren kwartjes en nikkelen stuivers, geslagen overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ en de zinken kwartjes en zinken stuivers, geslagen onder Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën van 18 december 1941 en 10 januari 1942. Gelegenheid tot inwisseling van 15 augustus t/m 15 november 1950. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

Beschikking van de Minister van Financiën van 19 februari 1951, Stcrt. 36. (Afd. Binnenlands Geldwezen nr. 108 der Generale Thesaurie). De gelegenheid tot inwisseling van de genoemde munten in KB 18 juli 1950 wordt opnieuw opengesteld van 5 t/m 30 maart 1951.

KB 12 september 1952, Stbl. 467. Met ingang van 15 september 1952 worden de zinken centen, geslagen conform onder [52] genoemd besluit, buiten omloop gesteld. Ze zijn inwisselbaar van 15 september t/m 15 december 1952. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

KB 11 september 1953, Stbl. 450. Met ingang van 15 september 1953 worden de bronzen centen, geslagen overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ en de zinken dubbeltjes, conform het onder Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën van 10 januari 1942 genoemde besluit, buiten omloop gesteld. Inwisselbaar van 15 september t/m 15 december 1953. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

Beschikking van de Minister van Financiën van 12 februari 1954, Stcrt. 35. (Afd. Binnenlands Geldwezen nr. 224 der Generale Thesaurie). De gelegenheid tot inwisseling van de munten genoemd in KB 15 September 1948, van 18 Juli 1950, van 12 September 1952 en van 11 September 1953 wordt opnieuw opengesteld van 15 Maart tot en met 15 April 1954. van 15 maart t/m 15 april 1954.

Wet 13 mei 1954, Stbl. 220. Wijziging van de ‘Muntwet 1948’: verkleining van de gewichten en de middellijnen van de zilveren rijksdaalder en gulden. De bepaling omtrent het voorlopig gangbaar blijven van de overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ geslagen rijksdaalders en guldens, conform het in KB 11 september 1953, wordt ingetrokken.

KB 21 juli 1954, Stbl. 361. Vaststelling van enkele bestanddelen van de beeldenaar van de nieuwe zilveren rijksdaalders en guldens.

KB 16 februari 1955, Stbl. 53. Met ingang van 22 februari 1955 worden buiten omloop gesteld de overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ geslagen en conform de Bekendmaking van de Minister van Financiën, Stcrt. 73 d.d. 16 april 1931 nog gangbare zilveren guldens. Inwisselbaar van 22 februari t/m 22 juli 1955. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

Beschikking van de Minister van Financiën van 5 maart 1956, Stcrt. 48. (Afd. Binnenlands Geldwezen nr. B.6/2438 der Generale Thesaurie). De gelegenheid tot inwisseling van de zilveren gulden genoemd in KB 16 februari 1955, wordt opnieuw opengesteld van 15 maart t/m 16 april 1956.

KB 3 oktober 1958, Stbl. 463. Met ingang van 15 oktober 1958 worden buiten omloop gesteld de overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ geslagen zilveren rijksdaalders. Inwisselbaar van 15 oktober t/m 18 februari 1959. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

KB 11 januari 1960, Stbl. 3. Met ingang van 19 januari 1960 worden buiten omloop gesteld de overeenkomstig de ‘Muntwet 1901’ geslagen zilveren dubbeltjes. Inwisselbaar van 19 januari t/m 19 mei 1960. De Minister van Financiën is bevoegd de inwisselingstermijn te verlengen dan wel de gelegenheid tot inwisseling opnieuw open te stellen.

Wet 13 juli 1967, Stbl. 402. Aanvulling van de ‘Muntwet 1948’: invoering van de nikkelen rijksdaalder en gulden, toevoeging aan de bepaling betreffende het gehalte der bronzen munten van de woorden “rest zink”. De wet treedt in werking op 4 augustus 1967.

KB 14 november 1967, Stbl. 569. Vaststelling enkele bestanddelen van de beeldenaar van de rijksdaalder en gulden, zowel in zilver als in nikkel. Het KB 21 juli 1954 wordt ingetrokken.

Wet 18 december 1969, Stbl. 592. Aanvulling van de ‘Muntwet 1948’: invoering van het zilveren tienguldenstuk, uit te geven ter gelegenheid van de vijfentwintigste herdenking van de bevrijding van Nederland. Deze wet treedt in werking op 31 december 1969.

KB 19 februari 1970, Stbl. 119. Vaststelling enkele bestanddelen van de beeldenaar van het in de Wet 18 december 1969 genoemde zilveren tienguldenstuk.

Wet 29 juni 1972, Stbl. 347. De zilveren rijksdaalder en gulden, bedoeld in art. 2 van de ‘Muntwet 1948’ worden buiten omloop gesteld. Gelegenheid tot inwisseling gedurende een termijn van zes maanden, vast te stellen door de Minister van Financiën; wijziging van de ‘Muntwet 1948’: afschaffing van de zilveren rijksdaalder en gulden. Deze wet treedt in werking op 1 januari 1973.

Wet 29 november 1972, Stbl. 677. Wijziging van de ‘Muntwet 1948’: invoering van het zilveren tienguldenstuk, uit te geven ter gelegenheid van het zilveren regeringsjubileum van de Koningin. Deze wet treedt in werking op 22 december 1972.

Beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 12 december 1972, Stcrt. 244. (Generale Thesaurie, Direktie Binnenlands Geldwezen nr. A 72-21713). Gelegenheid tot inwisseling van de buiten omloop gestelde zilveren rijksdaalder en gulden, ingevolge de Wet 29 juni 1972, van 1 januari t/m 30 juni 1973.

KB 7 mei 1973, Stbl. 254. Vaststelling van enkele bestanddelen van de beeldenaar van het in de Wet 29 november 1972 genoemde tienguldenstuk.

Beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 1973, Stcrt. 119. (Generale thesaurie, Direktie Binnenlands Geldwezen nr. A 73-11911). Wijziging van de Beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 12 december 1972: '30 juni 1973' wordt vervangen door '31 december 1973'.

Beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 4 december 1973, Stcrt. 236. (Generale thesaurie, Direktie Binnenlands Geldwezen nr.A 73-23722). Wijziging van de Beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 12 december 1972: '31 december 1973' wordt vervangen door '31 december 1974'.

KB 2 september 1978, Stbl. 470. Vaststelling van enkele bestanddelen van de beeldenaar van de keerzijde van de rijksdaalder, die in 1979 wordt uitgegeven ter gelegenheid van het feit, dat vierhonderd jaar geleden de ‘Unie van Utrecht’ gesloten werd, in afwijking van hetgeen is bepaald in het KB 14 november 1967.