Wetteksten

Napoleon I 1810-1814

Het handboek van de Nederlandse munten van 1795 - 2001

Terug naar de overzichtspagina Wetteksten...

WETGEVING VOOR NEDERLAND TEN TIJDE VAN NAPOLEON I

De inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk werd door Napoleon Bonaparte bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 en bekrachtigd door een besluit van de Franse Senaat op 13 december 1810 afgekondigd. Zij eindigde officieel bij de val van het Keizerrijk op 11 april 1814.

De munt te Utrecht bleef behouden als enige muntplaats van het Rijk volgens decreet van 4 januari 1811. De munt sloeg de gouden en zilveren munten geheel gelijk aan het Franse type, dus ook met de waardeaanduiding in Franse valuta. Echter wel met het muntmeesterteken ‘vis’ (ook wel baars genoemd) van de muntmeester G. J. L. du Marchie Sarvaas en het muntteken ‘mast’.

Ook nu nog bleven de oude muntspeciën in omloop tegen een tarief, vastgesteld bij Keizerlijk Decreet van 30 augustus 1810. Dit was ongeveer gelijk aan het Decreet van 17 september 1806 (zie onder Lodewijk Napoleon). De omrekeningskoers werd vastgesteld op 1 Gulden van 20 Stuiver tegen 2.10 Francs.

De munten in de overige Franse munthuizen geslagen waren toen ook hier wettig betaalmiddel.

De door Napoleon bevolen vernietiging van de muntpersen is uitgevoerd volgens een proces–verbaal van 28 november 1813 ondertekend door de essaieur–generaal W. A. A. Poelman, de muntmeester G. J. L. de Marchie Sarvaas en door B. W. J. Visscher en R ‘t Hoen. Zie Besier op citaat blz. 16–17.