Afwijkende muntslag

Voordat een munt daadwerkelijk uit de persen rolt is er al heel veel aan voorafgegaan. Allereerst zal een ontwerp gemaakt moeten worden van de beeldenaar, soms naar een bestaande gravure, soms naar eigen idee. Dan zal op de een of andere wijze een aparte boven- en onderstempel vervaardigd moeten worden, waarin de voorstelling negatief is uitgesneden. Vroeger gebeurde dat met de hand en op ware grootte. Bovendien moest ieder keer dat door bijvoorbeeld slijtage of breuk een nieuwe stempel noodzakelijk was deze opnieuw van voren af aan gesneden worden. Als met verscheidene muntslagers gewerkt werd moesten meteen al een aantal stempels tegelijk vervaardigd worden. Een uiterst secuur en tijdrovend werk, maar vooral ook erg kostbaar.

Tegenwoordig gaat dat allemaal anders en wordt zoveel mogelijk van technische apparatuur gebruik gemaakt. Toch blijft handwerk zeer belangrijk en zal in hoge mate bepalend blijven voor de kwaliteit van het uiteindelijke product.

Bij de Koninklijke Nederlandse Munt (voorheen ’s Rijks Munt) wordt van het ontwerp een nauwkeurige werktekening gemaakt, vier maal zo groot als het uiteindelijke product. Deze werktekening wordt dan ‘omgeklapt’ en in spiegelbeeld opnieuw getekend. Dan wordt de schets op een plak gips overgetrokken.

Een graveur kan nu aan de hand van de overgebleven lijnen op het gips dit model uitdiepen en er zo reliëf aan geven. Het uitsnijden moet zeer zorgvuldig gebeuren omdat de uiteindelijke reliëfhoogte op de munt slechts 1 ⁄ 10 mm. mag bedragen! Die onderdelen van de beeldenaar die een gelijk reliëf hebben zoals letters en parelranden worden bij onze koninkrijksmunten wel al machinaal aangebracht. Via een flexibele rubber mal wordt een iets bolstaand gipsmodel gemaakt omdat ook de uiteindelijke dienststempel iets bol moet zijn om tijdens het slaan het metaal beter in de uitsparingen te kunnen laten vloeien. Hiervan wordt weer een hol-staand positief afgietsel in kunststof gemaakt, waarvan de bovenlaag zeer hard is. Nu wordt via een zogenaamde reduceerbank of pantograaf het model verkleind naar de juiste grootte en direkt in zacht staal uitgesneden. Dit gebeurt in 2 gangen en is zeer tijdrovend: in totaal duurt deze bewerking zo’n 30 uur! De nu ontstane opwaartse stempel ondergaat nog verschillende bewerkingen zoals uitharden en polijsten alvorens deze gebruikt kan worden om er de feitelijke dienststempels mee te slaan. Deze dienststempels ondergaan op hun beurt ook weer vele behandelingen voordat er uiteindelijk werkelijk munten mee vervaardigd zullen worden. Hierdoor wordt bereikt dat alle te gebruiken dienststempels er hetzelfde uitzien. Zie voor verdere details het jaarverslag 1984 van ’s Rijks Munt.

3 Gulden ontwerp 1800 (LSch.113)

Ontwerp:

Omdat een geslagen munt een geheel andere indruk geeft dan een tekening werden vroeger vaak stempels vervaardigd waarmee enkele stukken gemunt werden hetzij in het juiste metaal, hetzij in afwijkend metaal of zelfs op karton. Zij zijn dus gemaakt om het ontwerp beter te kunnen beoordelen. In deze database wordt onder ontwerp het geslagen product verstaan en niet de daaraan voorafgaande schetsen e.d.

25 cent 1817 niet en wel in de ring geslagen (LSch.288d)

Proef of proefslag:

Staat eenmaal de uitvoering van de beeldenaar in grote lijnen vast, dan kan begonnen worden met de vervaardiging van de eigenlijke stempel. Soms is het moeilijk de kwaliteit van de stempel te beoordelen. Zo kunnen er bijvoorbeeld zeer kleine haarscheurtjes in voorkomen die niet zichtbaar zijn. Door een slag op een proefstuk zal blijken of de stempel al dan niet in orde was. Daarom worden enkele proefslagen al dan niet in het juiste metaal gemaakt, soms op een niet afgewerkt muntplaatje. Zij zijn dus vervaardigd om de stempel beter te kunnen beoordelen.

Gouden afslag van 2½ Gulden 1874

Afslag:

Met de originele werkstempel worden slagen gemaakt in een ander metaal dan ze eigenlijk geslagen behoren te worden. Zo bestaat er bijvoorbeeld een afslag van een zilveren gulden in brons of een afslag van een zilveren dubbeltje in goud. Afslagen in een metaal van hogere waarde dan de eigenlijke aanmunting zijn vaak speciaal voor verzamelaars of als geschenk aan officiële personen bedoeld. Afslagen in een metaal van lagere waarde zijn meestal gemaakt ter keuring van de beeldenaar door autoriteiten.

Naslag Gouden Rijder 1750

Naslag:

Een naslag is een stuk dat dat door de rechthebbende Munt op een later tijdstip dan op de munt vermeld geslagen wordt en niet voor binnenlandse circulatie bestemd is.

1 Gulden 2001

Misslagen:

Dit zijn fabricagefouten door storingen aan de machine, stempel of het muntplaatje. Hoewel men in feite iedere afwijking van het beoogde resultaat een misslag zou kunnen noemen wordt in het algemeen deze term gebruikt voor excentrische slagen d.w.z. dat het plaatje niet precies in het midden onder de stempel gelegen heeft, waardoor een ovaal of zelfs ‘druppelvormig’ plaatje ontstaat òf voor een slag op een te dun plaatje, waardoor de stempel het rondel niet voldoende heeft kunnen raken en de afbeelding òf in het geheel niet òf slechts zeer vaag zichtbaar is. Zij zouden eigenlijk bij de moderne munttechniek niet moeten voorkomen. En als zij voorkomen behoren zij op de Munt achtergehouden te worden. Toch ziet men ze af en toe wel in de omloop. Omdat door verzamelaars altijd wel iets meer voor een misslag wordt betaald dan de nominale waarde zijn er naar mijn idee in het verleden wel eens bewust misslagen geproduceerd of althans bewust het gebouw van de Munt uitgebracht.

½ franc Napoleon (LSch.182/183)

Incuse slag of incusum:

Dit is een onbedoeld verschijnsel en behoort eigenlijk bij de misslagen. Bij het omhoog gaan van de stempel na de slag blijft per ongeluk een reeds geslagen plaatje liggen. Een volgend muntplaatje valt dus boven op de reeds geslagen munt, zodat bij het neergaan alleen de voorzijdestempel het nieuwe plaatje raken kan, terwijl de beeltenis van het niet weggegleden plaatje dan inwaarts of hol in de keerzijde gedrukt wordt. Het woord ‘incuse’ komt uit het Frans en betekent hol.

1 cent 1828 U (LSch.334)

Dubbelslag:

Dit is min of meer een variant van de incuse en dus ook een vorm van misslag. In plaats van een nieuw rondel blijft per ongeluk het oude, reeds geslagen muntplaatje liggen en wordt dit bij het neergaan van de stempel voor de tweede maal geraakt. Meestal is het plaatje daarbij licht verschoven of verdraaid en ziet men vaag de oude contouren naast de nieuwe. Een enkele maal leest men letters dubbel of is het jaartal versprongen, zodat er bijvoorbeeld 15-662 staat in plaats van 15-62. Hierdoor kunnen misvattingen ontstaan en lezen oningewijden het jaartal 1566! Soms wipt het geslagen plaatje om zodat de nieuwe voorzijde over de oude keerzijde gedrukt wordt en vice versa. Dit komt vooral voor bij de kleinere onder koning Willem I geslagen munten.

Medailleslag of kronenstand:

In het algemeen wordt bij munten de keerzijdestempel omgedraaid, d.w.z. dat deze ten opzichte van de voorzijde een halve slag gedraaid is. Bij penningen of medailles is dit niet het geval en staat de afbeelding op beide zijden in de dezelfde richting. U controleert dit op de volgende manier: pak de munt aan de rand, met de voorzijde rechtop, tussen duim en wijsvinger ‘noord-zuid’ geplaatst. Draai met de vrije hand de munt over zijn verticale as. Staat de keerzijde nu rechtop dan noemen wij dit medailleslag, dit wordt in de literatuur aangeduid met ↑↑. Staat hij ondersteboven dan heet dat muntslag, aangeduid als ↑↓. De medailleslag wordt ook wel kronenstand genoemd naar de Centen van het oudste type onder koning Willem I geslagen. Hierbij staan namelijk als het een medailleslag betreft de kroon boven de W op de voorzijde en de kroon boven het wapenschild op de keerzijde in dezelfde richting. Een enkele maal komt het zelfs voor, dat de keerzijde slechts 90º of minder ten opzichte van de voorzijde verdraaid is.

Duit Zeeland 1797/96 (Lsch.112b)

20 Francs 1813 – LSch.171 (164)

Overslag / jaartal-wijzigingen :

Op enkele munten kan men onder het jaartal nog restanten zien van ander cijfers. Dit is geen misslag of dubbelslag maar bewust in de stempel veranderd. Men heeft dan voor een bepaald jaar een oudere nog niet versleten stempel genomen en het jaartal daarin aangepast. Dit spaarde tijd en bovenal kosten voor een nieuwe stempel. Men zegt dan dat het jaartal geslagen is over een ouder jaar, bijvoorbeeld 1830 over 1820 of kortweg 1830/20 hoewel deze terminologie eigenlijk onjuist is. Indien het jaartal op het muntplaatje zelf veranderd zou zijn is dit natuurlijk geen overslag maar een vervalsing.

Helaas heeft het benoemen van overslagen / jaartal-wijzigingen het effect gehad van beduidend hogere prijzen voor deze stukken. Het is daarmee zeer aantrekkelijk geworden om deze overslagen te ontdekken en te benoemen. In de eerste helft van de 19e eeuw vond de productie nog niet in stofvrije ruimtes plaats zodat een korreltje of stofdeeltje de slag kon beïnvloedden. Met name als er gerefereerd wordt aan jaartal-wijzigingen over niet bestaande jaartallen is het wel verstandig om hierbij enige terughoudend te tonen. Daarom zijn ook niet alle in de loop der tijden genoemde overslagen opgenomen in dit handboek.

Zie hiervoor als voorbeeld de 20 Francs 1813 over 1812 die m.i. onterecht wordt opgenomen in de NVMH almanak. (Zie toelichting bij de aanvullende informatie LSch.171).

ae-1799-knip_a-en-r-logo-400x205.png

Gouden Dukaat 1799, Lodewijk Napoleon (LSch.133a)

Hybride slag:

Het komt ook wel voor, dat ontwerpen geslagen worden met tweemaal de voor- of tweemaal de keerzijde, zie hiervoor bijvoorbeeld de Cent onder Willem I. Soms worden twee verschillende voor- en keerzijdestempels gebruikt, die in wezen niet bij elkaar horen zoals de foto hiernaast.

Gouden rijder 1799 (LSch.43)

Philippe Ferrari

Ferrariteiten:

Philippe Ferrari de La Renotière (January 11, 1850 – Mei 20, 1917) was een bekende postzegel- en muntenverzamelaar. Hij werd geboren in het luxueuze hotel Matignon te Parijs (momenteel de ambtswoning van de Franse premier), waar hij tot twee jaar voorafgaand aan zijn overlijden verbleef. Ferrari was de zoon van zeer rijke ouders (de hertog en hertogin van Galliera) en erfde daardoor een groot fortuin dat hij gebruikte voor de aankoop van zeldzame postzegels en munten.

Hij was impulsief in zijn aankopen, altijd op zoek naar grote zeldzaamheden en leek onverschillig te zijn voor de prijs. Hierdoor ontstond er een markt voor niet bestaande jaartallen of uitvoeringen. Deze munten werden op bestelling gemaakt, maar waren nooit als betaalmiddel bedoeld. Daar de munten wel bij de ‘s Rijksmunt vervaardigd zijn, heb ik deze opgenomen in de database. Deze munten hebben de bijnaam “Ferrariteit”, wat een samenstelling is van de woorden Ferrari en rariteit. Deze bijnaam is in de loop der tijd een algemeen begrip geworden voor munten die later zijn vervaardigd bij ’s Rijksmunt en niet als wettelijk betaalmiddel hebben gediend. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij Willem I en Wilhelmina waar stukken zijn vervaardigd in opdracht van J. Schulman (mijn overgrootvader) in 1905 bij muntmeester van den Wall Bake.

Hieronder kunt enkele unieke documenten inzien uit ons familie archief (klik op de foto's om te vergroten):

  • De gespecificeerde factuur van muntmeester van den Wall Bake aan Jacob Schulman.
  • Het ontvangstbewijs van betaling.

De Britse numismatische collectie van Ferrari werd verkocht door Sotheby, Wilkinson & Hodge in Londen gedurende vijf dagen van 27-31 maart 1922. De catalogus had 710 lots en 15 platen. Andere verkopen van zijn Franse en oude munten werden gehouden in Parijs. Een gedeelte van de Nederlandse munten werd geveild in veiling 153 van de Fa J. Schulman in november 1925.

5 Gulden 1912 vals

zie voor vervalsingskenmerken
De Geuzenpenning 1968 (p27-35) van J. Evers.

Vals en vervalst

Bepaalde jaartallen en uitvoeringen van munten zijn zeldzaam en daardoor moeilijk te vinden. Het gevolg hiervan is dat deze stukken vaak erg kostbaar zijn en daardoor aantrekkelijk voor de vervalser. Het in de volksmond genoemde oudste beroep van prostitutie berust helemaal niet op waarheid….het is de vervalser die hier het antwoord is!

Wat is nu het verschil tussen vals en vervalsing?

Vals noem ik een munt die nieuw is geproduceerd, door anderen dan de rechthebbende Munt, met de bedoeling dat deze wordt aangezien als een door de Munt uitgegeven exemplaar.

Een onderdeel wijzigen in een originele munt noem ik een vervalsing.

Geslagen munten die door vervalsers nagegoten worden zijn doorgaans met het blote oog wel te onderscheiden van echte exemplaren (gietgalletjes zichtbaar) maar een veranderd jaartal of muntteken is vaak al moeilijker te ontdekken. Als er veel geld mee verdiend kan worden is het voor de vervalser zelfs rendabel om er een vakkundige zilversmid op te zetten. Overigens is het publiceren van vervalsingskenmerken een discutabele zaak. De vervalser wordt hier namelijk ook wijzer van en kan met deze kennis zijn vervalsing perfectioneren.

2 ½ cent 1945 Netherlands Indies

Fantasiestukken

In de loop der jaren zijn er veel fantasiestukken op de markt gekomen die erg op munten lijken maar feitelijk penningen zijn. Voor een leek zijn deze penningen soms moeilijk te herkennen zodat ze vaak ten onrechte als naslagen van munten worden aangemerkt. Ook komt het wel eens voor dat een fantasiestuk wordt geslabbed, waarbij dus opgemerkt moet worden dat slabben een ‘schijn’ veiligheid biedt tegen dit soort zaken.

2 ½ Gulden 1841 (LSch.382)

Galvano:

Galvano is een kopie van een munt die door galvaniseren (stroomgeleiding) gemaakt wordt. Bij dit proces is het bij edelmetalen vrij makkelijk om een oppervlaktelaag aan te brengen. Daardoor is het met deze methode goed mogelijk nauwkeurige kopieën te maken van koperen, zilveren of gouden munten.

Ook musea maakten op deze wijze kopieën voor expositie (uit veiligheidsoverwegingen) en voor verkoop aan verzamelaars. De kopieën zijn meestal gemakkelijk van het origineel te onderscheiden. Zo is op de rand meestal een soldeernaad te zien en kunnen een randschrift of randversiering bij deze methode niet worden aangebracht. Bij vallen van een galvano munt op een marmeren plaat is de klank meestal doffer. Bij nauwkeurige beschouwing blijkt de kleur ook vaak af te wijken.

 20 Franc 1814 (LSch.172)

Gebiffeerde stempel:

Al in 1813 waren uit Parijs stempels ontvangen met het jaartal 1814 maar toen de angst ontstond, dat ‘De Verbonden Mogendheden’ Frankrijk zouden binnenrukken kreeg de Munt te Utrecht opdracht deze stempels te bifferen. Bifferen is het onbruikbaar maken van een stempel, in dit geval met het doel te voorkomen dat deze stempels in de handen van de vijand zouden vallen. Dit heeft men dan ook werkelijk op 25 november 1813 gedaan.

Toch zijn met deze gebiffeerde stempels nog afslagen in lood van elke denominatie vervaardigd, die zich nu in de Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank bevinden.