25 Cent 1849 – LSch.514 (634)


Voorzijde:

Hoofd naar rechts, waaronder de initialen van de graveur I.P.S. Omschrift: WILLEM III KONING DER NED. G.H.V.L.

Keerzijde:

Waardeaanduiding als 25 CENTS en jaartal binnen twee samengebonden eikentakken.

Varianten:

LSch.514a (-): met schuine 9. S

LSch.514b (-): met lage 9. S

LSch.514c (634a): afslag in goud van 6.5 g. of 6.7 g. Collectie Coenen. R4

Volgende
Navigeer het tab menu voor meer informatie ↓

LSch:
514
Sch:
(634)
Jaartal:
1849
Type:
Type I A
Materiaal:
Zilver
Gehalte:
640/1000
Streefgewicht:
3,575 g
Diameter:
19 mm
Rand:
Kartelrand
Muntteken:
mercuriusstaf
Muntmeesterteken:
zwaard
Medailleur:
J.P. Schouberg
Slagaantal:
8.059.000 stuks tezamen met het kwartje 1849 van Willem II
Zeldzaamheid:
S

Willem II is op 17 maart 1849 overleden waarbij het koningsschap overging op Willem III. Er moesten dus nieuwe munten met de beeltenis van Koning Willem III en het jaartal 1849 vervaardigd worden. Het is dus aannemelijk dat voor de keerzijde van het kwartje 1849 nog de stempels van Willem II zijn gebruikt te meer ook omdat de kosten van het vervaardigen van stempels voor rekening kwam van de muntmeester. (Zie ook ‘Verslag van al het verrigte tot herstel van het Nederlandsche Muntwezen 1842-1851 door Dr. A. Vrolik pag.165). Deze keerzijdestempels zouden dan reeds bestaande stempels kunnen zijn met het jaartal 1849 of nog beschikbare stempels met 184-. In beide gevallen is de 9 later aangebracht en geeft bij het aanbrengen positieverschillen die daarmee de genoemde varianten verklaren. Het is lastig om deze positieverschillen exact aan te geven en ze zijn dus grofmazig verdeeld: a. schuin geplaatste 9 en b. lage 9. Dit kan zich ook als combinatie voordoen als a/b variant. Aangezien deze verschillen vroeger nooit zijn bijgehouden gaan wij er nu van uit dat deze verschillende positionering geen grote invloed heeft op de zeldzaamheid