Jong hoofd naar links met loshangend haar en parelsnoer. Omschrift: ★ GOD ZIJ MET ONS ★ / KONINGIN WILHELMINA
Gekroond rijkswapen tussen waardeaanduiding 10 – G waaronder het jaartal. Omschrift: KONINGRIJK DER NEDERLANDEN
De parels in de parelrand op de keerzijde zijn gedeeltelijk met de rand versmolten. Hiervan zijn 108.771 stuks geslagen
Deze stukken zijn pas in 1898 vervaardigd.
LSch.629a (742b): 344.925 stuks. De parels in de parelrand op de keerzijde staan los van de rand
Hiervan zijn 144.840 stuks in 1899 geslagen, de overige 200.085 stuks pas in 1900.
In totaal zijn van de gouden tienguldenstukken met het jaartal 1897 dus 453.696 stuks vervaardigd.
LSch.629b (-): 1897 over 1892. S
LSch.629c (-): 1897 over 189...
LSch.629d (-): 1897 over 1897.
Zie voor bovengenoemde varianten het artikel van Erik J. van Loon in de Munt Koerier 2015-3.
LSch: | 629 |
Sch: | 742 |
Jaartal: | 1897 |
Type: | Type I |
Materiaal: | Goud |
Streefgewicht: | 6,72 g. |
Diameter: | 22,5 mm. |
Rand: | kartelrand |
Muntteken: | mercuriusstaf |
Muntmeesterteken: | hellebaard |
Medailleur: | W.J. Schammer |
Slagaantal: | 453.696 |
10 Gulden, algemene omschrijving
Goudgehalte 900/1000; netto/bruto gewicht 6.048 / 6.72 g.
Type I: ‘Hangend haar’. Fijne kartelrand. Mmt. grote hellebaard.
Type II: ‘Kroningstype’. Grove kartelrand. Mmt. kleine hellebaard.
Type III: ‘Hermelijnen mantel’. Mmt. zeepaard. Keerzijde het bij Koninklijk Besluit van 10 juli 1907 vastgestelde verbeterde rijkswapen
Een interessant artikel over het ontstaan van de beeldenaar met de Hermelijnen mantel kunt u lezen in het JMP 1987: Een vorstin in Hermelijn door Ir. F. Sevenhuijsen / Ir. J.A. Sevenhuijsen
Type IV: ‘Ouder hoofd’. Mmt. zeepaard.
Bij de gouden tientjes vanaf Willem I was het de bedoeling om het portret bij elke vorst te spiegelen. Bij de zilveren munten was dit dan steeds in tegengestelde richting. Omdat de beeldenaar van het 10 Guldenstuk van Willem III (abusievelijk) naar rechts geplaatst was heeft men bij Type I van Wilhelmina het portret naar links geplaatst en de beeldenaar dus omgekeerd. Echter vanaf Type II heeft men het hoofd toch weer naar rechts geplaatst om op die manier de oorspronkelijke bedoelde wisseling in ere te herstellen.
Van deze stukken bestaan vele moderne vervalsingen en kopiën. Sommige zijn iets te zwaar: 6.762 g. De wettelijke tolerantie op het officiële gewicht laat als maximum nog 7.33 g. toe. Soms is de versiering van de kroonband slordig afgewerkt, onduidelijk en in elkaar vloeiend of zijn er diverse stempelbeschadigingen: een puntje boven de 8 van het jaartal of evenwijdige krasjes op de hals bij de parelketting. Soms is de kleur te rood. Ook bestaan er gegoten exemplaren van een te laag gehalte: 750/1000. Zie ook het artikel van dhr. J. Evers, De Geuzenpenning 1968, nr. 3.