10 Gld 1933 – LSch.639 (753)


Voorzijde:

Ouder hoofd naar rechts. Omschrift: KONINGIN WILHELMINA · GOD ZIJ MET ONS

Keerzijde:

Gekroond rijkswapen tussen waardeaanduiding 10G waaronder het jaartal. Omschrift: KONINGRIJK DER NEDERLANDEN

Vorige
Navigeer het tab menu voor meer informatie ↓

10 Gulden, algemene omschrijving
Goudgehalte 900/1000; netto/bruto gewicht 6.048 / 6.72 g.

Type I: ‘Hangend haar’. Fijne kartelrand. Mmt. grote hellebaard.

Type II: ‘Kroningstype’. Grove kartelrand. Mmt. kleine hellebaard.

Type III: ‘Hermelijnen mantel’. Mmt. zeepaard. Keerzijde het bij Koninklijk Besluit van 10 juli 1907 vastgestelde verbeterde rijkswapen

Een interessant artikel over het ontstaan van de beeldenaar met de Hermelijnen mantel kunt u lezen in het JMP 1987: Een vorstin in Hermelijn door Ir. F. Sevenhuijsen / Ir. J.A. Sevenhuijsen

Type IV: ‘Ouder hoofd’. Mmt. zeepaard.

Bij de gouden tientjes vanaf Willem I was het de bedoeling om het portret bij elke vorst te spiegelen. Bij de zilveren munten was dit dan steeds in tegengestelde richting. Omdat de beeldenaar van het 10 Guldenstuk van Willem III (abusievelijk) naar rechts geplaatst was heeft men bij Type I van Wilhelmina het portret naar links geplaatst en de beeldenaar dus omgekeerd. Echter vanaf Type II heeft men het hoofd toch weer naar rechts geplaatst om op die manier de oorspronkelijke bedoelde wisseling in ere te herstellen.

Van Type IV (LSch.635 t/m LSch.639) heeft zich een eenzijdige afslag in staal voorgedaan: Z.j. (1925–1933). Hoofd naar rechts, staal 10.78 g. Voorgekomen in veiling Schulman bv 377, kavel 727

10 gulden wilhelmina eenzijdig staal_a

10 gulden wilhelmina eenzijdig staal_r

10 gulden wilhelmina eenzijdig staal_rand

Gouden-standaard wandbordje

In Nederland werd in 1875 bij wet bepaald dat 6,048 gram netto goudgewicht een waarde had van tien gulden, hetgeen overeen kwam met het gouden tientje.

De crisis in de dertiger jaren in de vorige eeuw zorgde voor veel onrust op de financiële markten in de gehele wereld.

Het resulteerde in hoge werkloosheid en verlaging van de uitkeringen waardoor veel mensen in grote problemen kwamen. Vele landen om ons heen reageerden hierop door de ‘gouden standaard’ te verlaten waardoor hun munteenheid gedevalueerd kon worden. Binnen Nederland was de regering echter van mening dat vermindering van de waarde van de gulden onrechtvaardig was voor mensen die geld hadden gespaard. Colijn hield onverkort vast aan een sluitende begroting en wilde koste wat het kost de gouden standaard handhaven. De overheid was geen ‘valsemunter’ en de ‘gave gulden’ vormde de hoeksteen van een economisch beleid dat Nederland tot een duurte-eiland maakte, zeker nadat in 1933 de Amerikaanse dollar was losgekoppeld van het goud.

Pas in september 1936, als een van de laatste landen, verliet Nederland de gouden standaard. Pas na deze devaluatie van de gulden vond de Nederlandse economie weer aansluiting bij de internationale conjunctuur en begon zij zich voorzichtig te herstellen.

Bovenstaande is de reden waarom er na 1933 geen gouden tientjes meer zijn aangemaakt.