Gekroonde sierlijke W tussen het jaartal.
Gekroond Nederlands wapen tussen waardeaanduiding 25 – C.
LSch.293a (348): Medailleslag. R3.
LSch.293b (-): Afslag in koper. R4.
Er zijn twee varianten voorgekomen in stempel en grootte, oorspronkelijk uit de verzameling Rijnbende nr. 2234 en later in de veiling van fa. Bom 30 maart 1895, nr. 963b.
LSch: | 293 |
Sch: | (290) |
Jaartal: | 1826 |
Type: | Type I B |
Materiaal: | Zilver |
Gehalte: | 568/1000 |
Streefgewicht: | 4.23 g |
Diameter: | 21 mm |
Rand: | Gladde rand |
Muntteken: | mercuriusstaf |
Muntmeesterteken: | fakkel |
Slagaantal: | 12.289.384 |
De benaming 'kwartje' komt omdat deze munt gelijk is aan een kwart (¼) gulden.
Een ¼ gulden is ook gelijk aan 5 stuiver. Het getal 5 is in het hebreeuws 'hee', vandaar de volksbenaming heitje of heiterik en de uitdrukking: 'een heitje voor een karweitje'.
mmt. helmteken (gebakerd kindje), mt. mercuriusstaf. Te Utrecht geslagen.
mmt. fakkel, mt. mercuriusstaf. Te Utrecht geslagen.
Hiervan zijn ook uitgeholde, tot doosjes verwerkte, exemplaren van voorgekomen
mmt. palmtak, mt. B. Te Brussel geslagen.
Van de Kwartjes bestaan ook verscheidene eigentijdse valse exemplaren, waarvan sommige gemunt zijn op 1 Centstukken. O.a.: 1825 B en 1826 U. Bovendien van de jaartallen 1824 U, 1827 U en 1837, waarin geen Kwartjes aangemunt zijn.
De benaming 'kwartje' komt door het feit dat deze munt gelijk is aan een ¼ gulden.
Een ¼ gulden is ook gelijk aan 5 stuiver. Het getal 5 is in het hebreeuws 'hee', vandaar de volksbenaming heitje of heiterik en de uitdrukking: 'een heitje voor een karweitje'.
Onderstaand een foto van een vals exemplaar dat in 1860 nog door de politiecommissaris werd behandeld!